welzijn & zorg

Anders gezond zijn

Luc Van Gorp wil een brede benadering van de mens
23.10.2017
Foto's
Jan Locus

In absolute cijfers is CM enorm groot. De 4,5 miljoen leden van de Christelijke Mutualiteiten hebben sinds 1 juli 2015 een voorzitter die geen blad voor de mond neemt. Luc Van Gorp heeft dan ook geen geringe missie: werken aan een toekomst waarin kwaliteit van leven centraal staat.

“Ik amuseer me te pletter”, zegt Luc Van Gorp (1966) wanneer hij terugblikt op de eerste jaren van zijn voorzitterschap. Die gedrevenheid is welkom, omdat mutualiteiten – en bij uitbreiding wij allemaal – een andere invulling geven aan gezondheid dan vroeger. Maar hoe breng je die verandering onder woorden? En hoe vind je concrete oplossingen voor al die nieuwe vragen? De zoekende ondertoon van het gesprek dat Luc Van Gorp met Weliswaar heeft, toont alleszins aan dat er meer op het spel staat dan het zoveelste klinische debat over terugbetalingen of ziekehuisbedden.

“We hebben nood aan een globale visie op gezondheid.”

Bovendien wil Luc Van Gorp dit debat niet voeren zonder het over zingeving te hebben – een woord waarvan iedereen wakker schrikt. Hij schuwt humor en zelfspot niet. En hij put kracht uit zijn atypische parcours (een verpleger die filosofie en theologie heeft gestudeerd, en aan het hoofd staat van de grootste mutualiteit van het land). Om concreet te maken wat ‘anders gezond zijn’ betekent, moet je de gebaande paden verlaten en ook anders naar de werkelijkheid kijken.

Luc Van Gorp: “Ik vraag me vaak af of ik zo rechtuit mag spreken. Ik doe het toch. Ik kan niet anders… Het probleem is dat onze welvaartstaat zeer technisch en zeer gemedicaliseerd is. Dat verander je niet zomaar. Het zou hetzelfde zijn als je zou zeggen: vandaag schaffen we het concept ‘tijd’ af. Dan staat niemand meer in de file. Onmogelijk uiteraard. Bovendien zou de wereld gewoon doordraaien, terwijl wij aan de zijkant blijven.”

Sommigen zeggen zelfs: schaf de mutualiteiten af.

“Mijn opdracht is een missie uitdragen en deze samen met anderen operationaliseren. Wie tegen de ziekenfondsen is, mag gerust eens proberen om ze af te schaffen. Maar ik ben ervan overtuigd dat ze snel op hun stappen zullen terugkeren. Als ik vandaag zie hoeveel vrijwilligers bij de mutualiteiten actief zijn en elke dag ervaar hoe medewerkers en vrijwilligers voor mensen echt het verschil maken, ik zou toch twee keer nadenken. Ik ben ervan overtuigd dat in een gezonde samenleving mutualiteiten een absolute meerwaarde hebben.”

Een pil tegen kwetsbaarheid

“Ik weiger een wagen met chauffeur. Ik wil in de tram en de trein zitten en de samen-leving voelen. Elke dag ben ik opnieuw verbaasd”, zegt Luc Van Gorp. De afgelopen maanden kwam hij dan ook in het nieuws met een aantal opvallende uitspraken. Zo stelde hij hoge artsenlonen in vraag en wierp hij op dat een vierde van de ziekenhuizen dicht kan zonder kwaliteitsverlies. Even markant zijn de momenten waarop hij vurig pleit voor een samenleving op mensenmaat. Tijdens zijn speech dit jaar voor Rerum Novarum, het feest van de christelijke arbeidersbeweging, stelde hij onomwonden dat er geen pil tegen kwetsbaarheid bestaat. En als het over de CM gaat, praat hij consequent over een gezondheidsfonds. Met de gladde communicatie die we gewend zijn van grote organisaties heeft het totaal niets te maken. Van Gorp, die zijn persoonlijke engagement niet verloochent, wil de boel opschudden.

Voor wie doen we dit en waarom?

“Ik ben deze zomer een week naar Lourdes gegaan, niet als voorzitter, maar als Luc, de vrijwilliger, de-verpleger. Vakantie was het niet: vroeg opstaan, mensen helpen en wassen. Dat kent een ander ritme: traag en je zou willen dat het sneller ging, maar zo zit die wereld gewoon niet in elkaar. Iemand verzorgen vraagt tijd. Ik was ontzettend blij dat ik die mensen zo nabij kon zijn en hen kon helpen om een mooie vakantie te beleven. Die week sloot naadloos aan bij mijn verleden, want ik heb lang in de zorg gestaan. Ik ben verpleegkundige geweest, heb die verzorgende rol opgenomen, voornamelijk ‘s nachts. Collega-verpleegkundigen vroegen me wel eens: wat doe je met de patiënten ’s nachts? Ik “deed” echter absoluut geen spectaculaire dingen. Ik “was” er gewoon. Als verpleegkundige werd ik zeer goed opgeleid om dingen te doen, maar veel minder om er te zijn. Dat heb ik pas in de praktijk zelf beseft: hoe belangrijk het is om iemand nabij te kunnen zijn. Dat relationele aspect is minder vanzelfsprekend dan het lijkt. Meer nog, de meeste mensen moeten het leren.”

En dat hebben we niet gedaan?

“Voor mij is zorg circulair en vrouwelijk. Als ik me een patiënt inbeeld die je moet verzorgen, dan houd ik mijn armen om die patiënt geklemd. Je maakt als het ware een omarmende (circulaire) beweging. We leerden echter het tegendeel, met name dat zorg, tijd en het leven lineair zijn, rechtlijnig. Alles wat we kunnen benoemen, heeft een naam. Al de rest bestaat niet. Ik zie die dynamiek ook terugkomen in de manier waarop we met euthanasie omgaan. Die euthanasie is bij uitstek een etappe in een lineair proces. Dankzij ons medische vernuft hebben we mensen fysiek wel te verstaan tot dat punt gebracht. Op zich geen probleem, maar de niet-fysieke componenten van mens-zijn, zijn niet mee gevolgd. We hebben hen geholpen om heel oud te worden. Terwijl we nu ontdekken dat velen die zeer hoge leeftijd niet of niet meer willen.”

Euthanasie wordt dus te medisch benaderd?

“Als jonge verpleegkundige begreep ik al niet waarom we de beslissing over euthanasie overlieten aan artsen. Het heeft voor mij te maken met de macht die de geneeskunde wilde bewaren over leven én dood. Wat ik al heel lang besefte: de euthanasiewet zal de zorg fundamenteel veranderen. Hiermee worden we vandaag in België en Nederland frontaal geconfronteerd. We hebben nu een generatie rusthuisbewoners die, vaak omdat ze nog gelovig zijn, terughoudend staan tegenover euthanasie. De komende jaren zullen we echter in een hele andere situatie terechtkomen. Dat is eigenlijk geen discussie over euthanasie, maar over voltooid leven. Je mag beiden niet met elkaar vermengen, iets wat vandaag wel gebeurt.”

“Vinden wij het als zorgverleners normaal dat mensen in een situatie worden gebracht waarin ze druk zouden voelen om euthanasie te plegen? Dat kan je toch niet toelaten? Die bedenkingen maakte ik reeds voor de euthanasiewet een feit was. De houding van mensen is veranderd. Ja, we hebben de patiënt empowered. En nu die rechtuit durft te zeggen ‘ik wil dood’, moeten we op de rem gaan staan, en hebben we hierop niet echt een antwoord.”

“De Nederlandse arts Boudewijn Chabot heeft er een hele goeie stukken over geschreven, gebundeld in De weg kwijt. De zorgelijke staat van de euthanasiewet. Chabot was een kwart eeuw geleden een groot voorstander van het recht op zelfbeschikking over het levenseinde. Maar nu euthanasie bij dementie en psychiatrie snel toeneemt, trekt hij aan de alarmbel. Deze kwetsbare patiënten, schrijft hij, krijgen onvoldoende zorg en behandeling, waardoor hun angst voor het leven en het verlangen naar de dood toenemen. Echt contact. Dat is nodig.”

Redelijk autonome mensen In De Standaard schreef u naar aanleiding van de terugbetaling van de NIP-test: “Het lijkt wel of we als samenleving in de plaats van het individu beslissen dat kinderen met het syndroom van Down er niet meer bij horen.” Een forse uitspraak.

“Kijk, ik ben in de eerste plaats zorgverlener en spreek een zorgtaal. Ik ben noch jurist, noch politicus. In commissies denk ik daardoor anders. Als ik op zo’n moment bijvoorbeeld hoor dat we naar een ‘redelijke vergoeding’ moeten streven, dan interpreteer ik ‘redelijk’ anders. Iets ‘redelijks’ kan je niet vastpakken, maar wel ethisch inschatten. Nog zo’n voorbeeld was de NIP-test. Ik heb niets tegen de test. En CM is ook voorstander van een terugbetaling ervan bij risico-zwangerschappen. Maar ik vind wel dat we er kritisch over moeten nadenken als de terugbetaling veralgemeend wordt. Er is een hellend vlak. Straks kunnen we nog veel meer afwijkingen voorspellen. En dan bestaat het risico dat we in een wereld terechtkomen waar alleen perfecte mensen een plaats hebben. Ik huiver bij die gedachte.”

Eigenlijk zegt u ook dat zelfbeschikking niet zaligmakend is?

“Wij, hedendaagse mensen, worden aangemoedigd om volkomen autonoom te zijn. Maar we doen voortdurend een beroep op psychologen, coaches, woordvoerders en advocaten. Van autonomie schiet er niet veel over. Komt het iedereen goed uit dat we zo afhankelijk geworden zijn van ‘het systeem’ en dat we de collectiviteit grotendeels kwijt zijn? Je kan het vergelijken met de manier waarop we in de file staan. Iedereen alleen in zijn wagen. Terwijl je mensen zou moeten verplichten om te carpoolen.”

Positieve gezondheid Is uw beeld van het ziekenfonds veranderd sinds u er werkt?

“Ik had nauwelijks een beeld van het ziekenfonds. Omdat ik nooit ziek ben geweest, kwam ik maar heel weinig met CM in contact.” U had toch ervaring als voorzitter van grote organisaties, zoals het Wit-Gele Kruis? “Bij het Wit-Gele kruis was ik al heel intens met zorg bezig vanuit een visie op de mens. Eerst ethiek en dan economie. Een moeilijke discussie, want de rekening moet kloppen… (pauzeert) Ik vind het raar dat ik dit allemaal mag zeggen. Het is niet zo moeilijk om de situatie waarin we ons bevinden te doorzien – en dat benauwt me soms. Maar ik voel ook wat wij allen willen. Een mens wil kwaliteitsvol leven. Is dat veel geld verdienen? In een bedrijfswagen rondrijden?”

Hoe wil u dat concretiseren?

“De Nederlandse onderzoekster en voormalige huisarts Machteld Huber heeft het concept positieve gezondheid ontwikkeld. Ze kwam erachter dat er een groot verschil bestond tussen de manier waarop patiënten en hun behandelaren zorg ervaarden. Dat klopt: kwaliteit van leven is subjectief. Neem nu een rusthuis. Sommige bewoners zullen opveren als iemand hen trakteert op een koffie of een pint. Maar alle bewoners zullen blij zijn als iemand samen met hen een koffie of een pintje drinkt. Zoiets laten gebeuren is vandaag uiteraard niet evident, want de werkdruk is enorm. Dat aanvoelen heeft ook niet met verstand te maken, maar met houding.”

Machteld Huber gaat niet akkoord met de beperkte definitie van gezondheid zoals de Wereldgezondheidsorganisatie die geeft. U deelt haar mening?

“Gezondheid is voor Huber het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, anders geformuleerd: een kracht waarmee je in je eigen leven omgaat met de omstandigheden. Huber heeft een dynamische benadering van gezondheid, gebaseerd op veerkracht en de eigen regie. De mate waarin je bijvoorbeeld met geld en tijd kan omgaan, bepaalt mee jouw gezondheid. Dit alles brengt ze samen in haar spinnenwebmodel, een zesvoudige benadering van gezondheid waarin ook zingeving en sociale contacten zijn opgenomen.”

“Toen ik het model van Huber leerde kennen, viel ik van de ene verbazing in de andere, omdat ik een synthese zag van mijn ervaringen en inzichten. Een synthese die ook strookte met de bevraging die we bij CM zelf organiseerden. Vooral de aandacht van Huber voor zingeving vond ik als oud-theologie- en filosofiestudent frappant. Ik deel die aandacht, maar herinner me ook de opmerkingen errond. ‘Bedoel je dan spiritualiteit of religie?’ Maar, nee! (lacht) Die zingeving is eenvoudigweg de component die al de rest voedt.”

Hoe verandert dat spinnenwebmodel de missie van de CM?

“Op het model kan je uittekenen hoe je gezondheid eruitziet, in de vorm van een oppervlakte. Het doel van een gezondheidsfonds als de CM is om dat vlak te vergroten. Dat doen we ook door verkokering tegen te gaan. Eigenlijk bestaat er geen absolute tegenstelling tussen ziek en gezond zijn – wat we in het verleden wel zo hebben benaderd. Vandaag organiseren we al heel wat kleine en grotere initiatieven, zoals bewegings- en gezondheidsapps. Maar om dat hele gezondheidsvlak te bestrijken hebben we veel meer en ook heel andere mensen nodig. Zeker voor die component zingeving. De proosten zijn uit de organisaties aan het verdwijnen. Dat is op zich niet erg, maar er moet wel iets voor in de plaats komen. Een organisatie vroeg me onlangs, heel ernstig, of ik kon helpen bij de zoektocht naar, hoe je vast, een zingevingsmanager. Dat is volgens mij iemand die niets moet kunnen, maar er moet zijn.”

“Als ik in een ziekenhuis een job had gekozen, dan was ik in de inkomhal gaan staan om mensen welkom te heten. Je zou verbaasd zijn van de gesprekken die je dan hebt en de problemen die je zo mee helpt op te lossen. De helft van de zorgen hebben immers geen fysieke oorzaak. Wat is de job van de arts en de verpleegkundige vandaag? Welke rol speelt de opleiding? En zijn wij klaar als gezondheidsfonds om onze nieuwe rol te spelen? Mogen wij dat doen? Zal iemand die bemiddelende rol wel opnemen, zodat alles betaalbaar blijft?”

Zoeken naar een globale visie Pillen volstaan niet?

“Het technische aspect, de fysieke gezondheid, speelt vandaag een overrompelende rol. De federale overheid stopt er jaarlijks meer dan 25 miljard in. Er komt elk jaar een klein miljard bij. Dat is vandaag incontournable. Er zijn voldoende groepen die ervoor zorgen dat er niet aan getornd wordt. We hebben die fysieke gezondheid uiteraard nodig. Maar we kunnen evenmin zonder een globale visie. En die ontbreekt vandaag. Ik vond de zinkgaten deze zomer in Brussel heel symbolisch. Plots is er een groot gat in de grond. En het geraakt niet opgevuld. Wel, er zullen nog gaten ontstaan.”

“Helaas zijn we vooral goed in het bestrijden van symptomen. Ik denk dat we moeten spreken. Ik denk dat we af en toe tegendraads moeten getuigen, al is dat niet leuk voor sommige mensen. (stilte) Ik weet dat ik morgen nog een job heb als men dat niet meer van mij verdraagt. Ik kan nog altijd voeten gaan wassen. Echt waar. En ik doe dat graag.”

“Ik heb het geluk gehad dat ik ben opgeleid in een ziekenhuis en in de thuisverpleging. Ik zeg altijd: in een ziekenhuis forceer je de toegang tot een kamer en in de thuiszorg word je de toegang verleend. Je moet er leren onderhandelen en respect hebben. Een ziekenhuis is geen normaal milieu. Het is een uitzonderingssituatie. Daarom vind ik ook dat we te veel ziekenhuisbedden hebben: 1 op 4 is zeker overtollig, zeker in de psychiatrie. Zo is ook onze rijke en lange geschiedenis van de psychiatrie gelopen: we hebben de patiënten allemaal weggestoken. De vraag is uiteraard of de samenleving op het tegendeel zit te wachten?”

Het is toch ook een kwestie van budgetten?

“Ik heb veel geleerd in Denemarken. Daar redeneert men als volgt: als jij investeert in de samenleving, dan investeert de samenleving in jou. We krijgen heel veel van de samenleving, van wegen tot scholen, maar we beseffen dat niet meer. We zijn ons er niet meer van bewust wat het begrip solidariteit inhoudt, maar we vinden het wel normaal. Is het niet ongelofelijk dat we samen geld in een bakje hebben gelegd dat jij mag gebruiken als je het nodig hebt? Alleen merken we nu dat het bakje te weinig gevuld wordt. De verplichte ziekteverzekering dekt veel, maar lang niet meer alles. Tandzorg is een probleem. Er zijn nieuwe beroepen. Er zijn veel te veel kinesisten, veel te veel logopedisten… Moeten we facultatieve verzekeringen nog verder uitbouwen of net niet? Op die manier zitten we ook middenin de discussie over supplementen.”

Medische expertise alleen volstaat niet Het verzekeringsmodel neemt in omvang toe. Ons systeem heeft heel immateriële steun verloren, zoals zingeving of het besef van solidariteit. En dan komt u op de proppen met een holistische benadering van gezondheid, terwijl wij met zijn allen getraind zijn om in kwantitatieve termen over gezondheid te praten. Beter, langer, sneller. De afstand tussen uw benadering en hoe we gezondheid vandaag beleven lijkt heel groot.

“Wel, professor Marc Noppen, ceo van het UZ Brussel, heeft mij twee wijze dingen geleerd. Ten eerste: de mens wordt biologisch maar 90 jaar. Dankzij drinkbaar water, betere voeding, antibiotica en, als je geluk hebt, goede genen. Ten tweede zei hij me: ‘Ik ben te beperkt opgeleid en ik was er me toen niet van bewust. Wij waren immers clinici.’ Vandaag geeft hij heel anders les aan zijn studenten. Ik stond ooit zelf voor de keuze: geneeskunde of verpleegkunde. Ik wist dat er een verschil was, maar ik kon het toen niet concreet benoemen. Mijn vader was diep teleurgesteld dat ik na Latijn-Wetenschappen voor verpleegkunde koos. De opleiding verpleegkunde doceerde naar mijn gevoel een veel breder spectrum. Uiteraard heb je een medische expertise, maar je hebt ook een verpleegkundige, een ergotherapeutische en een psychologische expertise. Als je dat samenbrengt, heb je een uitzonderlijk rijk palet. Maar zo worden we helaas niet opgeleid. We moeten leren om vanuit dat brede perspectief naar de mens te kijken.”

Is de afwezigheid van een breder perspectief op de mens vandaag geen uitdaging voor iedereen, los van afkomst of overtuiging? Zeker in de zorg, waar heel wat mensen in stilte of luidop problemen hebben met excessieve kwantificering of medicalisering?

“Eigenlijk zou iedereen tijdens zijn opleiding in contact moeten komen met zorg. Bijvoorbeeld: zoek iemand voor wie je een jaar lang boodschappen doet. Ik heb begrepen van Lieven Boeve (directeur-generaal van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen, n.v.d.r.), die net als ik dogmatiek heeft gestudeerd, dat zijn concept van de dialoogschool wil samenwerken met middenveldorganisaties, zoals Okra of Samana. Daar zou je dan als leerling in het secundair onderwijs stage kunnen lopen en concrete ervaringen opdoen.”

“Er zit heel veel rijkdom in het evangelie. Ik heb de Koran niet volledig gelezen, maar er zijn zeker gelijkenissen. Vanuit mijn traditie weet ik dat het evangelie grote uitdagingen bevat. Tegelijkertijd durf ik me geen christen te noemen, want echt christen zijn is nog wel iets ingewikkelder dan wat we er vandaag mee doen. Ik probeer het te zijn. Ik durf dit onder woorden te brengen omdat ik op zoek ben naar oplossingen, naar kaders. Eens dat je het begrepen hebt, kun je handelen.”

“Ik kom uit een generatie dat er gelachen werd met zingeving, en zeker met katholieken en het christendom. Mijn vrouw heeft daar een mooie analyse van gemaakt. De boeken in het vak godsdienst gaan doorgaans helemaal niet over godsdienst maar over persoonsvorming. En omdat godsdienst geen populair vak is, is persoonsvorming niet populair. Terwijl we dat vandaag echt wel nodig hebben: het is heel moeilijk om tot bij de kinderen te geraken in een steeds complexere wereld. Als ik die boeken doorblader, mis ik diepgang. En dan heb ik het niet over godsdienst. Toegegeven, ik ben geen neutrale toeschouwer, want ik heb theologie gestudeerd. Misschien heb ik daar geen harde kennis verzameld, maar wel een boel kaders die het me vandaag makkelijker maken. Ik heb niet leren lassen, maar ik heb wel leren nadenken.”

“Ik heb de kracht van het evangelie nodig, op een moderne manier. Ik doe daar ook niet vreemd over. Het christendom van het instituut, met gebouwen en een clerus, was een beheersbaar model, maar het werkt niet goed genoeg meer. Het moet worden afgebroken en vervangen door iets nieuws. Alleen hoop ik dat er geen kapers op de kust komen die de leemte invullen door gecommercialiseerde vormen van zingeving. Want die zingeving is en blijft een machtig domein. Voor mij is dat geen flauw thema, integendeel.”