welzijn & zorg

Boksen om te zorgen

Interview Junior Bauwens
28.08.2015
Foto's
Stephan Vanfleteren

Op zijn achtste begon hij met boksen. Omdat hij een mollig ventje was dat meteen begon te huilen toen zijn klasgenoten nog maar naar hem kéken. Zijn woorden, niet de mijne. Vandaag is Jean-Pierre – 'Junior' –  Bauwens een uit de kluiten gewassen twintiger, één brok pure eerlijkheid en een man met een missie: zijn zes broers en zussen – waarvan vier met autisme – een betere toekomst geven. “Een groot huis in het groen, met een ruime tuin en dieren. Dat hebben ze nodig. En daar wil ik voor vechten – letterlijk.” 

Ik ontmoet Junior (27) in Gent, zijn thuisstad. Ik drink koffie, hij houdt het bij plat water. Er moeten nog acht kilo af voor de grote wedstrijd waar hij zal strijden voor de titel van wereldkampioen lichtgewichten. Hij staat al scherp, maar zijn trainer is genadeloos. Tijdens ons gesprek vliegen de sappige Gentse uitspraken – waarvan zijn motto nie neuten, nie pleujen zijn favoriete is, ons om de oren. Junior Bauwens is een unieke man: geboren en getogen in Malem, een armoedige wijk in Gent, als oudste van zes broers en zussen, in een gezin dat geen chance heeft gekend in het leven: vier kinderen met autisme en tot overmaat van ramp vond er in 2011 een familiedrama plaats waarbij de vader van het gezin het leven liet. Pessimisten zouden hierin een recept voor onheil zien, maar niet Junior Bauwens: als twaalfjarige wist hij al dat hij met boksen geld wilde verdienen. En dat daar meer geld mee te verdienen viel dan met een baantje in de fabriek. Hij zou een groot huis kopen voor zijn familie en ze weghalen uit de wijk. Vandaag is hij aardig op weg om zijn droom gerealiseerd te zien.

Je groeide op in een kansarme Gentse wijk, in een gezin met zes broers en zussen, waarvan  vier met kernautisme. Hoe zag jouw jeugd eruit?

Junior: Mijn ouders wisten niet wat dat was, autisme. Toen ik acht of negen was, kreeg Johan, die toen vier was, zijn diagnose. Pas dan hebben mijn ouders ook de andere kinderen laten testen. Als baby was daar niets mis mee, alle vier leken ze heel normaal. Nu nog altijd zien ze er lichamelijk normaal uit. Alleen mentaal zijn ze zeer zwak. Toen de diagnose van Johan kwam, waren de andere drie kinderen al geboren. Mijn moeder had misschien niet nog drie kinderen gemaakt als ze geweten had dat Johan autistisch was. Pas op, alle zeven waren we gewenst, maar zoiets wens je je kind niet toe. Toch dit is nu eenmaal hoe het leven in elkaar zit. We moeten er het beste van maken.

Je bent bokser geworden omdat je moeder dat wou.

Ik was een klein, mollig mannetje vroeger. Als je de foto's ziet zou je niet geloven dat ik dat ben. Ik werd gepest op school. Dan kwam ik wenend thuis en vroeg mijn moeder: heb je je kunnen verweren? Maar ze moesten nog maar naar mij kijken en ik begon al te huilen. (lacht) Mijn moeder wilde dat ik assertiever werd, dat ik leerde om me te verdedigen. Boksen heeft me zelfvertrouwen gegeven.

In het begin viel het je zwaar.

Na een paar weken wilde ik stoppen. Het lag me niet, ik zocht uitvluchten om niet te moeten trainen. Maar toen kreeg ik goede raad van Freddy De Kerpel en Jean Pierre Koopman, mannen die al lang in de bokssport zitten. Ze zeiden me dat ik talent had en dat ik het moest benutten. Ik heb doorgezet en uiteindelijk ben ik verliefd geworden op de sport. Vandaag biedt het mij structuur en houvast, het is een levenslijn geworden waar ik niet meer zonder kan.


Je bokst met een welbepaald doel: je familie een beter leven geven.

Ik train nu om wereldkampioen te worden. Hoe meer ik win, hoe beter ik word en hoe beter mijn familie ervan wordt. Ik ben profbokser geworden om geld te verdienen voor mijn familie, daar ben ik altijd heel duidelijk over geweest.

Je twee broers en twee zussen zijn meerderjarig, hebben kernautisme, maar wonen alle vier nog thuis bij je moeder, samen met je andere broers. Ze niet naar een dagcentrum sturen was een bewuste keuze van jullie.

We hebben thuisbegeleiding gehad in het verleden, maar uiteindelijk kennen wij de kinderen het best en zij vertrouwen alleen ons. Bij mensen met autisme is dat erg belangrijk. In ons bijzijn durven ze zich wat blootgeven, in de buurt van anderen zullen ze zich volledig isoleren. Wij hebben ze opgevoed, we weten hoe ze functioneren en hoe we op ze moeten inspelen. Iemand in dienst nemen zou conflicten veroorzaken en dat moeten we echt vermijden.

Je doet meer dan je familie financieel ondersteunen. Je doet het huishouden en de boodschappen, je verzorgt je broers en zussen en je houdt de administratie op orde.

Ik doe dat samen met mijn moeder en mijn oudste broer, die geen autisme heeft. Onze samenwerking verloopt zeer organisch. We hebben geen plan, en we hoeven ook niet wekelijks te vergaderen over wat er moet gebeuren. Laat het me zo zeggen: als een van ons aan het dweilen is, weet de andere dat hij aan de strijk kan beginnen en begint de andere af te stoffen – zo hard zijn we op elkaar ingespeeld.

Het lijkt wel alsof jullie een eigen dagcentrum runnen.

Daar kun je het mee vergelijken. Dag en nacht zijn we bezig met die gasten. Er is altijd iemand bij hen.

Jullie leven met zeven mensen van één Persoonlijk Assistentie Budget (PAB). Hoe slagen jullie daarin?

Dat is inderdaad niet veel, maar het lukt net. En het is niet dat ik rijk word van het boksen, maar het geld dat ik er van overhoud, gebruik ik om de grootste kosten te dekken, plus de huur van mijn huis in Gentbrugge. Ooit komt een dag dat ik de jackpot bijeen zal boksen – daar ben ik van overtuigd. Mijn carrière gaat de goede kant op – en dat is ook het plan. Het is natuurlijk altijd beter om veel sponsors te hebben, maar daarvoor is België geen goed land. Er wordt hier neergekeken op de bokssport. Maar kijk, binnenkort krijg ik de kans om in het buitenland te gaan boksen. Dan kan het plots snel gaan.

Boksen om te zorgen. Het is op z'n minst opmerkelijk te noemen.

Ik ben inderdaad de eerste bokser die zegt dat hij dit voor zijn familie doet. De meeste doen het voor de show, of misschien om aan de armoede te ontsnappen. Maar voor mij telt alleen dat ene doel: dat huis in het groen, de rust en de vrijheid, dat aangepast is aan hun noden.  Mijn broers en zussen verdienen een betere toekomst. Met een gewoon baantje gaat me dat niet lukken: daarmee zal het jaren duren voor ik mijn droom kan realiseren.

Je vader kwam om in 2011. Heb jij als oudste zoon de rol van je vader overgenomen in het gezin?

Het verantwoordelijkheidsgevoel is wel toegenomen na zijn dood, maar ik heb die droom en die doelstelling al vanaf mijn twaalfde. Dat was misschien een zware verantwoordelijkheid voor een twaalfjarige, maar ik heb dat nodig. Ik ben snel verloren in mijn hoofd. Als ik afwijk van wat ik me voorgehouden heb, word ik gek. Misschien is dat mijn vorm van autisme. Als ik geen structuur heb, word ik agressief. Ik blijf graag bezig. Ik volg tweedekansonderwijs om mijn diploma middelbaar onderwijs te behalen. Op mijn zeventiende ben ik gestopt met school om me toe te leggen op mijn professionele carrière als bokser. School combineren met sport en de zorg voor mijn familie is véél, maar het houdt me wel bezig en ik kan er mijn energie in kwijt en het is exact wat ik nodig heb.

Denk je er soms aan ook iets voor jezelf  te verwezenlijken?

Als ik dit niet zou hebben – het trainen, het zorgen, het nodig zijn – weet ik niet wat er van mij zou geworden zijn. Dit zorgen voelt niet als een opgave. Het is mijn verdomde plicht tegenover mijn familie. Verder heb ik alles wat ik moet hebben. Zolang mijn broers en zussen gelukkig zijn, is het voor mij al lang goed. Een eigen gezin, daar denk ik nog niet aan. Mijn vriendin en ik zijn nog te druk bezig. Misschien later, als er meer rust en stabiliteit is. Ik zie mezelf wel vader worden. Ik ben niet bang voor erfelijke aandoeningen: we hebben al specialisten geraadpleegd en die hebben ons gezegd dat er weinig kans is dat deze vorm van autisme erfelijk is. En een huishouden runnen kan ik al. (lacht)



Je moeder moest je vroeger soms naar buiten duwen, omdat ze vond dat je een eigen leven moest leiden.

Ze zei dan: “Junior, je doet te veel. Ga eens naar buiten, maak vrienden, ga uit, beleef plezier.” Ze vond dat ik mijn energie teveel in het gezin legde. En dat was ook zo. Ik was er dag en nacht. Maar toen zag ze dat net dàt mij gelukkig maakte, heeft ze ook besloten mij niet meer onder druk te zetten. Ik héb mijn eigen leven: mijn bokscarrière en mijn vriendin, maar het is waar dat dat leven voor het grootste deel bestaat uit zorgen voor anderen. Ik ben er tevreden mee, dus ik zie het probleem niet.

Geen nood aan vrienden, een avondje uit, een verzetje af en toe? Je bent een jonge man van zevenentwintig? Denk je nooit dat je spijt zult hebben dat je dat niet gedaan zal hebben?

Ik heb altijd weinig vrienden gehad. De vrienden die ik heb zijn allemaal boksers. We praten over boksen of over sport in het algemeen. De jeugd van vandaag, waarover praat die nog? Vijf minuten gaat het over sport, of over andere serieuze dingen en dan dwalen de conversaties af naar uitgaan, zuipen, onnozel doen, wijven. Dat interesseert me niet. Ik wil mijn doelstellingen bereiken en daar streef ik naar.

Kreeg je respect op school omdat je bokste?

Ik zat op wat ze nu een concentratieschool zouden noemen: veel Turken en Marokkanen in de klas. Veel van die jongens hadden een oudere broer die ook bokste. Van hen én van die broers kreeg ik respect. Ze lieten me met rust. Maar eigenlijk voelde ik me beter bij mensen die een stuk ouder waren dan ik. Met hen kon ik praten over mijn gezinssituatie, over de sport, over het leven. Ik ben altijd vroegrijp geweest.

Heb je nu nog altijd het gevoel dat je een oude ziel bent in een jong lichaam?

Als ik kijk naar mannen van mijn leeftijd, zie ik veel kinderachtigheid. Ze weten niet waar ze staan in het leven, of waar ze naartoe willen. Ik begrijp dat niet. Het is nochtans heel eenvoudig: stel je doelen, en werk daar naartoe. Alles is mogelijk, als je dat maar wil.


Jij komt nochtans uit een arm gezin. Je zou kunnen zeggen dat je minder kansen hebt gekregen dan anderen.

Ik heb wel alle kansen gekregen. Mijn moeder heeft hard gewerkt om ons alles te kunnen geven wat we wilden. Ik had altijd de mooiste kleren en het mooiste speelgoed. Maar wat ik vandaag doe, dat is iets wat helemaal uit mezelf komt. Soms komen mensen naar me toe en zeggen: “Proficiat, Junior, voor wat je doet voor je familie. Ik zou het niet kunnen.” Maar het zit gewoon in mij. Ik kan er niet aan ontsnappen. Het is wie ik ben. De situatie, alles wat er thuis gebeurd is, de miserie soms:
het heeft me gemaakt tot wie ik vandaag ben. Misschien is dit wel hoe mijn leven voorbestemd was.  Misschien was ik nooit een goede bokser geworden als mijn broers en zussen niet autistisch waren geweest, had ik me anders even hard ingezet?

Het lijkt bijna te mooi om waar te zijn: een zoon die alleen maar voor anderen leeft. Ben je de droom van elke moeder?

Ik krijg dat commentaar wel vaker. Moeders en vaders die bij mij komen en die me zeggen dat hun kind dat nooit voor hen zou doen. Dat verbaast me. Ik vind familie het allerbelangrijkste wat er is. Ik zou er echt alles voor doen. We zijn altijd een hecht gezin geweest, maar het is ons nooit opgelegd geweest dat we dat voor elkaar moesten overhebben. We zijn er altijd geweest voor elkaar en als het van mij afhangt, zal dat ook altijd zo blijven.