ouderen

De toekomst van de woonzorgcentra

Conceptnota residentiële ouderenzorg
5.12.2017

Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen onderzoekt of het mogelijk is om in de woonzorgcentra (rusthuizen) te werken met een soort vaste dagprijs. Die 'dagprijsgarantie' moet voor bewoners meer zekerheid geven dat hun kosten gelijk blijven. Het is één van de voorstellen in de conceptnota over de woonzorgcentra die de Vlaamse regering heeft goedgekeurd. Die nota voorziet ook een verdere uitbreiding van het aanbod met ruim 8.000 extra woongelegenheden tussen 2020 en 2025 en de invoering van de persoonsvolgende financiering in de residentiële ouderenzorg.

Vlaanderen vergrijst en verzilvert in sneltempo. Zo stijgt het aantal 80-plussers tussen 2017 en 2030 van 387.000 naar 494.000. Om die impact op te vangen en meteen ook in te spelen op de toekomstige uitdagingen in de ouderenzorg, moet Vlaanderen nadenken over de toekomst van haar woonzorgcentra. Hoeveel aanbod moet er bijkomen? Hoe garanderen we de kwaliteit van de zorg? En hoe houden we de zorg betaalbaar? Het zijn maar enkele van de uitdagingen in de ouderenzorg.

In een conceptnota en een protocolakkoord zet minister van Welzijn Vandeurzen alvast een aantal krijtlijnen uit. Zo zal er blijvend geïnvesteerd worden in extra aanbod. Volgens minister Vandeurzen zullen er in de periode 2015-2019 9.802 woongelegenheden erkend zijn en is het de bedoeling om in de periode nadien (2020-2025) nog eens 8.334 woongelegenheden te erkennen. Op tien jaar tijd gaat het om een inspanning van 283 miljoen euro.

Maar er is niet enkel nood aan extra capaciteit. De zorg die de bewoners nodig hebben, wordt ook stelselmatig zwaarder. Om tegemoet te komen aan die stijgende zorgzwaarte, evolueren de budgetten mee. Zo gaan de budgetten daarvoor van 27 miljoen euro in 2015 naar 101 miljoen euro in 2019. Op die manier kunnen woonzorgcentra bijkomend personeel inzetten.

Wat de betaalbaarheid betreft, wil Vandeurzen de mogelijkheid van een 'dagprijsgarantie' onderzoeken. Zo zou de bewoner meer zekerheid krijgen dat de dagprijs die hij moet betalen onveranderd blijft. Hoe lang die prijs zal vastliggen en wat de voorwaarden zullen zijn om toch aanpassingen door te voeren, is nog voer voor overleg met de sector. Minister Vandeurzen blijft wel wat voorzichtig, want voorbeelden uit het buitenland geven aan dat zo'n systeem bij de start een "prijsverhogend effect" kan hebben.

In de plannen van Vandeurzen is het ook de bedoeling om ook in de residentiële ouderenzorg over te stappen van instellingsfinanciering naar persoonsvolgende financiering. In de sector van de personen met een handicap is net een vergelijkbare stap gezet. De concrete uitwerking verschilt, maar de filosofie blijft grotendeels dezelfde: de financiering vertrekt vanuit de zorgvrager en niet langer vanuit de voorziening. Voor de woonzorgcentra zou het systeem van persoonsvolgende financiering wel pas helemaal klaar zijn in 2024.

(kabinet Vandeurzen/Belga)