welzijn & zorg

Eenheid in verscheidenheid

Voor Hans Achterhuis is gezonde onenigheid essentieel
28.08.2015
Foto's
Jan Locus

Tegen de keer. Dat zou het motto kunnen zijn van de carrière van Hans Achterhuis, een van de belangrijkste Nederlandse filosofen en publieke intellectuelen. Achterhuis heeft altijd heersende opvattingen kritisch onderzocht. Het grote thema van zijn werk is de utopie en haar onverwachte, gewelddadige gevolgen. In zijn nieuwe boek De kunst van het vreedzaam vechten beschrijft hij samen met Nico Koning hoe onze samenleving heeft geleerd geweld beter te beteugelen.

 

Hans Achterhuis heeft vroeger behoorlijk wat over de zorgsector geschreven. De markt van welzijn en geluk (1980) en Het rijk van de schaarste (1988) zijn klassieke teksten waarin hij de enorme groei van de sector van het welzijnswerk heeft bestudeerd. Die groei wees volgens hem niet alleen op vooruitgang. Meer hulp kan ook betekenen dat er afhankelijkheid wordt gecreëerd. Dat laatste inzicht deelde Achterhuis met de Mexicaans-Amerikaanse filosoof en sociale criticus Ivan Illich, de man die onder meer veel heeft geschreven over iatrogenese, de neveneffecten van medische behandelingen. Medische overconsumptie en therapeutische hardnekkigheid zijn daar voorbeelden van. Hans Achterhuis: “Ik ken het denken van Illich heel goed, en ik zet me  vandaag  af tegen de cultuurpessimistische wending die dit aan het eind van zijn leven heeft genomen. Het was vroeger makkelijk om moderne instituties zwaar te bekritiseren door ze te vergelijken met de traditie, alsof die beter was. De moderne instituties werken goed, maar ze ontsporen vaak ontzettend. Dat betekent niet dat je terug naar het verleden moet zoals de late Illich soms lijkt te suggereren, wel dat je instituties moet hervormen en begrenzen. Overigens vind ik de markt in dat opzicht gevaarlijker dan de staat. De markt overwoekert de politieke en maatschappelijke instituties. En het geld bepaalt alles.”

De claim van de gezondheidssector
De solidariteit die onze welvaartstaat schraagt, staat onder druk, ook omdat we vandaag gewoon veel meer weten dan vroeger, bijvoorbeeld over ongezonde levensstijlen. Dan wordt het verleidelijk om niet meer solidair te zijn met wie de ‘spelregels’ overtreedt door ongezond te leven. “Het klopt dat er nieuwe sociale ongelijkheden ontstaan door de toename van kennis in de maatschappij. Het doet er ook niet toe of die sociale ongelijkheid al dan niet gepercipieerd is, want zelfs in dat laatste geval bestaat er een probleem. Gelijkheid is voor ons een belangrijke waarde. Mensen hebben er moeite mee te begrijpen dat traditionele samenlevingen ongelijkheid koesterden. Iedereen heeft wel ervaringen met die nieuwe sociale ongelijkheden. Ik betrap me er zelf op dat ik mijn kleinkinderen zie en denk: zorg maar dat jullie later hele sterke academische diploma’s halen. Tegelijk denk ik dan: wat een vreselijke samenleving waarin het al dan niet vergaren van kennis de spanning tussen hoog en laag zo doet toenemen.”
De toename en toepassing van de wetenschappelijke kennis zal er wel toe leiden dat er ook in de zorg meer vrijheid komt, dat de macht van instituties verkleint. “In dat opzicht blijf ik wel Ivan Illich volgen”, zegt Achterhuis. “De gezondheidssector legt zo’n grote claim op mensen dat ze er te veel en te snel aankloppen voor hulp. Wat ik persoonlijk voortdurend leeftijdsgenoten (Achterhuis is 72, nvdr) afraad. Ik zeg dan: er gaan zoveel dingen mis, probeer er buiten te blijven. Kennis levert daar niets op. Het gaat ook om de onzekerheid die je je daarmee op de hals haalt. Immanuel Kant schreef dat het zo heerlijk was om onmondig te zijn, dat de dokter voor je beslist. Maar dat kan je niet inhalen met de kennis van de dokter, dan blijf je namelijk een halve dokter en verdwijnt de onzekerheid niet. In de welzijnssector kunnen mensen veel beter beoordelen of ze een behandeling nodig hebben en of die goed aanvoelt.”


“Metadata en wetenschappelijke kennis veranderen ons leven, ook omdat er een vanzelfsprekende objectiviteit aan wordt toegekend. Ik zie uiteraard dat sommige mensen hun leven richten op ‘de laatste gegevens’, zodat ze hun levensstijl of voedingsgewoonten voortdurend aanpassen aan wat ‘wetenschappelijk bewezen’ is. Ik zou dat omschreven als een gevaarlijke utopie. Ik hoop dat mensen autonoom genoeg blijven om te zeggen: dankjewel voor de informatie, maar ik zal zelf wel beslissen.”
“Daarin verschil ik ook van mening met Marli Huijer, de huidige Nederlandse denker des vaderlands. Zij onderzoekt vooral hoe nieuwe technologieën een invloed hebben op ons tijdsbesef, en hoe we daarmee omgaan. Marli Huijer vindt het ook overwegend positief dat je gezondheidsapps kan downloaden, zodat je jezelf permanent kan screenen. Ik heb er mijn vragen bij. Het helpt misschien de discipline te bewaren. Maar er gaat ook een sterke vorm van utopisch denken achter schuil.”

Vreedzaam vechten
Mensen zijn onaf. Geweld hoort bij hun gedrag. Thuis, op school, op het werk, op het slagveld: mensen hebben de neiging om elkaar de duvel aan te doen en elkaar naar het leven te staan. Voor Hans Achterhuis bestaan er “minstens tussen een aantal van deze aspecten nauwe verbindingen”. Om het geweld af te remmen, moet je het beter begrijpen. Dat heeft Achterhuis gedaan in zijn monumentale boek Met alle geweld. Een filosofische zoektocht. Daarin gebruikt hij de filosofie om greep te krijgen op de diverse omstandigheden waarin mensen geweld plegen. Achterhuis is iemand die zeer secuur en helder denkt en oordeelt, net als de Duitse filosofe Hannah Arendt, die een belangrijke rol speelt in zijn werk. Dat maakt de boeken van Hans Achterhuis uitzonderlijk open en leesbaar, ook voor mensen die geen filosofische opleiding hebben genoten. Na Met alle geweld lag het voor de hand dat Achterhuis zou onderzoeken hoe we het geweld kunnen beheersen. Dat onderzoek is uitgemond in een omvangrijk en toegankelijk boek: De kunst van het vreedzaam vechten. Een zoektocht naar de bronnen van geweldbeteugeling, geschreven samen met Nico Koning. Een samenleving die ruimte maakt voor verschillen en onenigheid zal makkelijker geweld kunnen terugdringen. In plaats van wurgende gezagsargumenten en patriarchale dwang is er een democratisering gekomen die zo goed als elk onderdeel van onze wereld heeft veranderd. In onze wereld is het wettelijk toegelaten van mening te verschillen. Bovendien is er de economie. Onze sterk toegenomen en herverdeelde welvaart maakt vrede mogelijk, doordat mensen hun verlangens meer kunnen beleven. Heftige conflicten worden bovendien veel meer dan vroeger geneutraliseerd door ze op te nemen in de vele horizontale overleg- en organisatiestructuren die onze samenleving rijk is. Een belangrijk deel van de welzijnszorg is actief zich op dat terrein, zodat De kunst van het vreedzaam vechten ook als achtergrond kan dienen voor de brede historische ontwikkeling waarvan de zorgsector zelf deel uitmaakt.



Onaf is het nieuwe normaal
“Zolang ik schrijf heb ik beseft dat mensen fundamenteel onaf zijn”, zegt Hans Achterhuis. “Dat heb ik te danken aan Albert Camus, de schrijver-filosoof op wie ik ben gepromoveerd. Camus was ook sterk gericht op grenzen en beperkingen, zeker wat kennis betreft. Ikzelf ben geen atheïst, maar een agnost. Ik kan de grens niet overgaan. Ik besef ook steeds meer dat Hannah Arendt belangrijk voor me is. Zij zei dat je alleen over mensen kan nadenken in concrete relaties. Er bestaat niet zoiets als de mens, alleen maar mensen in relaties. Wil je iemand begrijpen, dan moet je in die relatie kijken. Dat relativeert voor mij ook mijn eigen inbreng. Men vroeg me onlangs: hoe word je Hans Achterhuis? Ik heb spontaan geantwoord: door mezelf in toom te laten houden door goeie mensen, vrienden en familieleden. Je doet het nooit helemaal alleen. De toegenomen vrijheid van het Westerse individu is zeer positief, maar je mag nooit uit het oog verliezen dat elk individu deel uitmaakt van netwerken.” Overigens pleiten Achterhuis en Koning er ook voor om te durven oordelen. “Uiteraard zonder dat oordeel aan anderen op te leggen”, zegt Achterhuis. “Je moet ervoor open staan dat andere mensen je corrigeren. Dat kan je namelijk niet zelf, zoals Arendt zeer treffend schrijft. Bovendien kan alleen een ander je vergeven.”
Op die manier groeit De kunst van het vreedzaam vechten ook uit tot een ontmaskering van het grote gelijk, dat nooit bestaat. Het is geen toeval dat Achterhuis en Koning op het eind van hun boek de loftrompet steken over ‘de helden van de terugtocht’: politici of leiders die het aandurven om hun grote gelijk opzij te schuiven, zich in te leven in de tegenpartij en toe te geven dat ze niet in hun eentje de wereld kunnen redden. In Achterhuis’ vorige boek, De utopie van de vrije markt, kwam het tegendeel van die held aan bod, met name de ondernemende Atlasfiguur die door Amerikaanse schrijfster Ayn Rand werd opgehemeld. “Rand verafgoodde de zakenman of entrepreneur die zijn hele leven volledig autonoom in de hand had. Daar geloof ik totaal niet in. In De kunst van het vreedzaam vechten beschrijven Nico Koning en ik hoe de moderne mens veel meer conflicten meemaakt dan vroeger. Maar net die conflicten maken het mogelijk om elkaar te op een andere manier te ontmoeten. Hedendaagse ouders en hun kinderen hebben bijvoorbeeld een totaal andere relatie dan een halve eeuw geleden.”

Het zorglegioen
De moderne verdedigingswal tegen geweld is broos. Een hoofdrol in De kunst van het vreedzaam vechten is weggelegd voor de talloze mensen die in opdracht van de staat al die moderne conflicten beheersen. Bij hen zitten ook de zorgwerkers. Hans Achterhuis: “Ik ben heel kritisch geweest voor de Nederlandse welzijnssector in de jaren zeventig, omdat men toen de pretentie had om de nieuwe maatschappij dichterbij te brengen. Dat was zeker zo in de tijd van het progressieve kabinet Den Uyl (de profetische socialist Joop Den Uyl was premier van 1973 tot 1977, nvdr) En die pretentie klopte niet. De belofte van een revolutie was een totale illusie. Tegelijkertijd besef ik hoeveel ik toen heb opgestoken van welzijnswerkers, die ons geleerd hebben om vreedzaam met elkaar te vechten. Ze trainden mensen om met nieuwe situaties om te gaan. En daar is uiteraard weinig mis mee.”


Wat dan te doen met de torenhoge eisen die burgers stellen aan de staat? Van revolutie is er misschien geen sprake meer, maar we verwachten wel steeds meer van de overheid. De druk op het onderwijs, maar ook op de zorgsector, is daar een goed voorbeeld van. Die sectoren krijgen tal van nieuwe opdrachten, die misschien niet tot hun kerntaken behoren. Hans Achterhuis: “Ik zie dat de hele tijd gebeuren. Er is een angst om taken zelf uit te voeren. In het onderwijs wordt heel veel weg gedelegeerd naar hogere regionen. Die moeten het dan maar regelen. Maar er is ook onmacht om zelf verantwoordelijkheid te nemen. En van bovenaf is er marktwerking opgelegd. Zo moest ik, net als mijn academische collega’s, op een bepaald moment aan tijdschrijven doen. Dat wilde ik niet, want in plaats van zulke stringente controle heb je vertrouwen nodig in elkaar en in de groep collega’s met wie je samenwerkt. De reguleringsdrift is zo groot dat het moeilijk wordt om professionele waarden uit te dragen. Die mogen niet gedicteerd worden. Je moet ze zelf verwerven en belichamen.”


In het verlengde daarvan ligt de spanning tussen positieve en negatieve vrijheid, die centraal staat in De kunst van het vreedzaam vechten. Dus enerzijds de vrijheid die we zelf kunnen gebruiken en anderzijds de vrijheid die beperkt wordt. Hans Achterhuis: “Nico Koning en ikzelf waren vroeger adepten van de Franse filosoof Michel Foucault. We vonden discipline maar niets. Een van de moeilijkste delen van ons boek ging net over de vraag welke vorm van disciplinering wel werkt. Disciplinering is noodzakelijk, maar ik wil zeker niet terug naar de verticale machtsverhoudingen van vroeger.” Vandaar dat Achterhuis en Koning in hun boek geen limiet zetten op de vrijheid van de mensen, en evenmin op de instellingen en beroepen die moeten bemiddelen bij het in goede banen leiden van die toegenomen vrijheid. Er zijn eenvoudigweg heel veel mensen nodig om over die toegenomen vrijheid te praten en te onderhandelen, want noch de vrijheid zelf, noch de instellingen waarmee we haar beheren zijn ooit af.

Van euforie naar realisme
Wie we zijn en wat we denken wordt sterk bepaald door onze tijd en door de plaats waar we wonen. De instellingen, methodes en structuren waarmee we de samenleving besturen, en dus ook de welzijnszorg, zijn gestolde beslissingen uit het verleden. Het besef dat we, ook wat de ordening van de samenleving en de zorg, allerminst in een perfecte wereld leven, is de afgelopen jaren toegenomen. Hans Achterhuis herinnert zich de tijd dat Ivan Illich bij hem verbleef in Nederland en naar Zwitserland trok om deel te nemen aan het World Economic Forum. Het was net na de Val van de Muur en ten tijde van het succes van Het einde van de geschiedenis, het controversiële boek van Francis Fukuyama. Toen leek alles wel af. Achterhuis: “Ik zal het nooit vergeten dat Illich bij zijn terugkomst geschokt zei dat hij in zijn leven nog nooit zo’n euforie had meegemaakt. Het was duidelijk dat zo’n verlangen naar een utopie op een ontgoocheling moest uitdraaien. Fukuyama zelf ontwijkt al jaren moeilijke vragen over Het einde van de geschiedenis, ook omdat hij nogal spectaculair van gedachten is veranderd. In zijn nieuwe boek, De oorsprong van onze politiek. Orde en verval, beschrijft hij heel concreet en secuur hoe het uitgebreide politieke en maatschappelijke raderwerk van de Verenigde Staten vastloopt, net omdat het zo uitvoerig en misschien te ingewikkeld is geworden. Samen met Fukuyama geloof ik er sterk in dat staat, markt en rechtssysteem een evenwichtige relatie moeten ontwikkelen met elkaar. Maar het is een uitzonderlijk groot netwerk waar niemand in de cockpit zit. Dat moet ook zo, anders zit je weer in een verticaal systeem.”
Een ander punt is de veranderde rol van het Westen. Wij kreunen onder de last van een, grotendeels om demografische redenen, ingegeven hervorming van de welvaartstaat. Elders in de wereld, in Azië bijvoorbeeld, is men net zeer enthousiast bezig met het opbouwen van een sociaal systeem. Moeten we dan ophouden met zeuren en onze aandacht richten op pakweg Singapore, een verlichte republiek waar alles veel gesmeerder lijkt te lopen dan in ons oude, trage, immer onderhandelende Westen? Hans Achterhuis: “Je zou kunnen zeggen dat de markt alles bepaalt. Als de markt open is, dan is het heel jammer voor de Europese middenklasse. In een groot deel van de wereld wordt er nu eenmaal goedkoper gewerkt. Ik denk dat je toch op een intelligente manier onze positie zou kunnen handhaven, zonder andere landen of regio’s hun recht op ontwikkeling te ontzeggen of te schaden. We mogen best onze westerse waarden verdedigen, alsmede de veiligheid die we op ons continent hebben gecreëerd. De meeste mensen die naar Europa vluchten of migreren kennen die veiligheid niet en komen die dus bij ons zoeken. Maar onze vrijheden, onze instituties, onze waarden zijn niet eeuwigdurend. We moeten er elke keer weer vreedzaam om vechten. Dat geldt eigenlijk ook voor veiligheid of zelfs voor een welzijns- en gezondheidszorg, die altijd dicht bij de mensen moeten staan.”

>> Hans Achterhuis en Nico Koning, De kunst van het vreedzaam vechten. Een filosofische zoektocht, Lemniscaat, 2014, 672 p. ISBN 9789047702191


>> Hans Achterhuis, Met alle geweld. Een filosofische zoektocht, Lemniscaat, 2008, 794 p. ISBN 9789047701279


>> Hans Achterhuis, De utopie van de vrije markt, Lemniscaat, 2010, 320 p. ISBN 9789047702573


>> Hans Achterhuis, Het rijk van de schaarste, Ambo, 2008, 324 p. ISBN 9789026318108