welzijn & zorg

Armoederisico daalde in 2021 door coronasteunmaatregelen

Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting

Het 31ste Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting van USAB (de Universitaire Stichting voor Armoedebestrijding) focust niet alleen op de armoedesituatie in België, maar ook op mondiale mechanismen die armoede en ongelijkheid creëren en in stand houden. Er is een duidelijke link tussen migratie en armoede, waaruit blijkt dat mondiale armoede doorwerkt in ons land.

12,7% van de Belgische bevolking leeft in een gezin met een inkomen onder de armoederisicogrens. In het Vlaamse Gewest is dat 7,8%, in het Waalse Gewest 17,3% en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest 25,4%. Vooral alleenstaanden, leden van een eenoudergezin, werklozen en andere inactieven, laaggeschoolden, huurders en personen geboren buiten de EU hebben een hoog armoederisico. In 2021 daalde het armoederisico ten opzichte van 2020. Dat komt omdat de armoederisicogrens in 2021 ongeveer gelijk bleef als gevolg van de COVID-crisis (in ‘normale’ jaren stijgt de armoededrempel doorgaans omdat de inkomens toenemen). Hoewel vooral de werkende bevolking werd geconfronteerd met een inkomensverlies door COVID-19 konden ze die impact enigszins compenseren door de overheidsmaatregelen.

Een andere vaststelling is dat niet iedereen die recht heeft op een uitkering, deze ook ontvangt. De oorzaken zijn divers: ze liggen niet noodzakelijk bij de rechthebbende, het kan ook liggen aan hoe ze administratief worden georganiseerd. Doordat rechten vaak niet opgenomen worden slaagt het sociale beschermingssysteem er minder goed in om armoede te bestrijden. Aan de hand van een survey bij 1.900 gezinnen met een laag inkomen, gekoppeld aan administratieve gegevens schatten de onderzoekers de omvang van de niet-opname van enkele rechten, voor de doelpopulatie van 18-64-jarigen met een laag belastbaar inkomen. In 2019 nam 37% à 51% van de 18-64-jarigen met een laag belastbaar inkomen hun recht op een leefloon niet op (terwijl ze er dus wel voor in aanmerking kwamen). Voor zo’n 66% à 78% van de volwassenen die een leefloon misliepen, ging het nochtans over een bedrag van minstens 500 euro per maand. Voor de verhoogde tegemoetkoming bedraagt de non-take-up 39% à 51% van de 18-64-jarigen met een laag belastbaar inkomen, en de verwarmingstoelage werd zelfs door 78% à 94% niet opgenomen.

Beeld van België niet doorslaggevend voor migratie

Mensen zijn steeds mobieler, net als jobs en kapitaal. Beleidsmakers en politici gaan er vaak van uit dat er een te rooskleurig beeld leeft over migratie naar Europa en dat potentiële migranten niet of minder zouden komen als ze over ‘correcte’ informatie zouden beschikken. Dat is een foute veronderstelling, stellen de onderzoekers. Op basis van een beperkte steekproef bij recent aangekomen migranten uit oorlogsgebieden blijken de redenen waarom mensen migreren vooral samen te hangen met de omstandigheden in de regio’s van origine. Migranten zoeken een veilige sociaal-politieke omgeving, betere kansen voor zichzelf en de toekomstige generaties, of willen ontsnappen aan discriminatie en oorlog. Ook bestaande netwerken spelen een rol. Percepties over het land van bestemming spelen slechts een beperkte rol. Wel kunnen na aankomst in België de percepties die men krijgt leiden tot teleurstelling. Migranten proberen dan ook een genuanceerder beeld te schetsen voor de achterblijvers, al blijkt dit soms moeilijk.

Lokale besturen, civiele samenleving én migranten spelen rol bij integratie

In Gent leeft een groot aantal dak- en thuisloze migranten, waaronder veel Romafamilies. De Stad Gent zette de voorbije jaren een reeks experimentele woongerichte projecten op om intra-Europese migranten van de straat te halen. Voorbeelden zijn het ter beschikking stellen van ‘instapwoningen’, het tijdelijk gebruik van leegstaande gebouwen of het plaatsen van wooncontainers. Het gaat om housing-first projecten, waarbij daklozen een dak boven het hoofd krijgen, en begeleiding krijgen om hun leven op orde te krijgen Dit moet leiden tot de integratie van dak- en thuisloze intra-Europese gezinnen en zo mogelijk tot een duurzaam verblijfsstatuut. Pascal Debruyne van Odisee Hogeschool beschrijft hoe deze projecten er niet vanzelf kwamen, maar het resultaat zijn van een voortdurende sociale strijd vanuit de Gentse civiele samenleving. Voor intra-Europese migranten leiden deze projecten tot een verbetering van hun situatie (vb. onderwijs voor de kinderen, het vinden van werk en een inkomen, in orde geraken met papieren, …). Maar ze stuiten ook op grenzen: tijdsdruk en hoge verwachtingen zetten druk op de vertrouwensband en gezinnen aanvaarden niet automatisch de uitgestippelde trajecten van integratie. Bovendien komen vaak ook schulden aan de oppervlakte, waardoor gezinnen er soms na een tijd voor kiezen om opnieuw te overleven via informele netwerken.

Werkplekleren

Vooral personen met een niet-Europese achtergrond hebben hoge werkloosheidscijfers en onstabiele arbeidsmarkttrajecten. Het boek gaat dieper in op de effectiviteit van trainingsprogramma’s om de toegang tot de arbeidsmarkt te vergemakkelijken naargelang migratieachtergrond. Bijscholingsprogramma’s blijken belangrijk om de inzetbaarheid van alle groepen niet-werkende werkzoekenden te vergroten. Het effect van ‘beroepsspecifieke training’ is voor personen met een niet-Europese achtergrond nochtans lager dan voor de groep zonder migratieachtergrond. ‘Werkplekleren’ blijkt het meest efficiënt voor het vinden van een stabiele tewerkstelling, ongeacht migratieachtergrond.

Meer resultaten? Kijk op www.uantwerpen.be/nl/projecten/usab/