welzijn & zorg

Minder mazen, meer net

RIMO Limburg detecteert zorgnoden buurt per buurt
25.03.2019
Foto's
Jan Locus

Buurtgerichte zorg wil ouderen kwaliteitsvol laten wonen in hun vertrouwde buurt. Vrijwilligers gaan aan huis om oudere mensen te informeren over de zorg die ze kunnen krijgen in de gemeente. Ze pikken daarbij eventuele signalen van zorgnoden op. En ze zorgen indien nodig voor contact met de hulpverlening.

Het is als vrijwilliger niet zo evident om zomaar bij een oudere in je buurt binnen te stappen en te vragen of ze nood hebben aan zorg of hulp. Maar daar heeft Samenlevingsopbouw Limburg iets op gevonden. “Ten eerste komt de vrijwilliger langs in naam van de gemeente: dat geeft al wat vertrouwen”, vertelt Rudi Bloemen van Samenlevingsopbouw RIMO Limburg. “Daarnaast stellen de vrijwilligers slechts drie eenvoudige vragen. Heb je er ooit aan gedacht te verhuizen? Het antwoord op die vraag geeft een indicatie over de woonkwaliteit: misschien wonen ze te ver van het centrum, kunnen ze de tuin niet meer onderhouden, of liggen de energiekosten te hoog. Kook je nog zelf? Daaruit kan je afleiden of iemand nog voor zichzelf kan zorgen en zijn plan kan trekken. Met wie heb je contact op een week tijd? Enkel de poetsvrouw, of ook nog familie of vrienden uit de buurt?”
De vrijwilligers stellen vaak vast dat er niet meteen een vraag naar zorg of hulp leeft, maar wel naar gezelschap. “Dat valt echt op”, zegt Rudi. Daarom werd het concept van de ‘buurtgezel’ geïntroduceerd. “Wanneer een vrijwilliger vijf mensen in één straat bezoekt, en met drie ervan gaat het prima, dan kunnen die misschien op de koffie gaan bij die twee anderen die wat vaker alleen zitten en misschien wat eenzaam zijn”, aldus Rudi.  
Vrijwilligers als voelsprieten
De coördinator buurtgerichte zorg bekijkt na het bezoek van de vrijwilliger of er zorg aangeboden moet worden. Zo ja, dan wordt het lokale netwerk van formele en informele zorgverleners ingeschakeld. Het gaat dan enerzijds om alles wat te maken heeft met wonen, premies en aanpassingen, anderzijds met omkadering zoals thuisverpleging, poetshulp of warme maaltijden aan huis. Maar vaak gaat het dus om een vraag naar wat gezelschap, iemand om eens een kopje koffie mee te drinken. “Dat heeft ons verrast”, vertelt Rudi. “Maar dat maakt het niet per se makkelijker. Als je mensen daarvoor moet samenbrengen, moet het echt klikken. En die klik is niet altijd vanzelfsprekend. Tegelijk kan zo’n buurtgezel wel instaan voor kleine taakjes, zoals de rolluiken optrekken of het vuilnis buitenzetten.”  

De vrijwilligers fungeren dus een beetje als ‘voelsprieten’ voor de nood aan zorg en gezelschap. Daarnaast leveren ze ook broodnodige informatie voor lokale beleidsmakers. Samenlevingsopbouw is blij met het werk van de vrijwilligers: “We bereiken zo veel meer mensen die we anders niet bereiken omdat we te weinig betaalde krachten hebben daarvoor. En misschien praten mensen zelfs ook vlotter tegen een vrijwilliger van om de hoek die ze al kennen, dan tegen een onbekende professional.” 
Geen project, maar een duurzame zorgzame buurt
“In de toekomst willen we de buurtgerichte zorg verder uitbouwen met een professioneel netwerk”, legt Rudi uit. “Niet alleen vrijwilligers kunnen zorgnoden detecteren, maar ook professionals die al aan huis komen: de thuisverpleging, wijkagent, postbode, huisarts of poetshulp. Ze merken soms kleine dingen op: dat de gordijnen langer dicht blijven, dat een persoon wat neerslachtiger is of vermagerd is. Het zou fijn zijn als zij ook wat extra aandacht zouden hebben op scharniermomenten zoals een overlijden van een partner, een ziekenhuisopname of een scheiding. We hebben voor deze professionals die aan huis komen ook een kaartje met informatie over welke hulp er beschikbaar is, of wie ze kunnen contacteren. Een deel van die kaart kan ingevuld worden als er hulp gewenst is, en doorgegeven worden aan de coördinatoren van de buurtgerichte zorg.” 
Het project probeert ook de mentaliteit van de buurten bij te schaven, en wil de verbondenheid in buurten stimuleren. “Mensen zitten steeds vaker achter hun muren en hagen, er lijkt steeds minder contact tussen mensen in buurten”, stelt Rudi vast. “Wij willen dit omkeren en drempels voor contact verlagen. Buurten worden ook diverser: eenoudergezinnen, mensen van buitenlandse herkomst, mensen met een psychiatrische problematiek die vaker thuis wonen. Als er minder verbinding is, is er vaak ook een groter onveiligheidsgevoel.” 
Hulp en zorg kan je misschien professioneel organiseren, maar voor echt welzijn is er meer nodig dan dat, vindt Rudi: “Het is voor mij dé uitdaging om dit in buurten ook spontaan te laten ontstaan. Die mentaliteit komt er niet zomaar. Het zal ook heel wat tijd vergen. We moeten professionele zorg niet afbouwen, maar naast die zorg moeten we allemaal wat meer oog hebben voor onze buurt en voor elkaar. Al is het maar af en toe wat zwerfvuil oprapen of eenvoudigweg je buren vriendelijk groeten. Iedereen kan iets betekenen voor zijn buurt.” 
Tot slot willen ze de belangrijkste resultaten en bevindingen terugkoppelen naar de bestuurders van de gemeente. “Samenlevingsopbouw ziet dit niet als een tijdelijk project. We willen dat er echt gewerkt wordt aan duurzame zorgzame buurten, met een beleidsvisie die ontwikkeld wordt samen met de bewoners. De link met vermaatschappelijking van de zorg is dan niet ver meer te zoeken”, besluit Rudi.